Hertme
© Heemkundegroep Hertme
De oorlogsjaren en het verzet in Hertme
De oorlog, die tussen 1940 en 1945 over Nederland raast, gaat ook niet aan Hertme
voorbij. Achteraf gezien hebben de oorlogsjaren Hertme alleen geestelijk en materieel
leed berokkend. Niemand uit de kleine gemeenschap, toen onder leiding van pastoor
van de Grootevheen, heeft in die donkere dagen het leven gelaten. Ook niet de leden
van de verzetsgroep Hertme, die in die jaren onder commando van Borne staan.
Als op 10 mei 1940 de Duitse troepen Nederland binnenvallen, wordt diezelfde dag nog
Hertme geconfronteerd met de oorlog. Bij hotel "Jachtlust", toentertijd nog café Horstink,
wordt een aantal wegversperringen aangebracht: putringen, gevuld met zand. Ook wordt een
gedeelte van de Weerselosestraat opgebroken. Al snel komt de voedselvoorziening in de
problemen en dat heeft zijn neerslag op een overwegend agrarisch dorp als Hertme. De
bezetter legt beslag op graan, aardappelen, melk en vee. Bovendien komen vanuit de grotere
steden mensen naar het platteland om produkten als rogge, aardappelen, melk en eieren te
halen om zo in hun eerste levensbehoeften te kunnen voorzien. Vooral in de jaren 1943 - 1944
neemt de trek naar het platteland en dus ook naar Hertme, toe. Dat is ondermeer te merken in
het najaar, wanneer de machines het land opgaan om graan te maaien. Met de machines mee
komen ook de stedelingen om zo 'ne viefkop', vijf kilo rogge te bemachtigen. In 1942 worden
aan de Weerselosestraat, tegenover de familie Ter Keurs (Rademaker), houten barakken
gebouwd. Dit gebeurt in verband met de plaatsing van een batterij zoeklichten, die de
geallieerde vliegtuigen, met hun bommenlast op weg naar Duitsland, moeten onderscheppen.
De batterij wordt op primitieve wijze aangesloten op het openbare elektriciteitsnet: geen
Deutsche Gründlichkeit, maar gewoon een kabel die in de bomen hangt. Het is een kolfje naar
de hand van de illegaliteit: met grote regelmaat wordt de kabel doorgesneden. De bezetter, tot
wanhoop gedreven, laat alle
mannelijke bewoners tussen de
achttien en zestig jaar oproepen
om bij toerbeurt de kabel te
bewaken. De zogenaamde
'kabelwacht' is een feit. In die-
zelfde tijd leggen de Duitsers in
het Dulderbroek, in de omge-
ving van de boerderij van de
familie B. Blenke, een schijn-
vliegveld aan. Het is bedoeld
om de aandacht af te leiden van het vliegveld Twente, dat in gebruik was genomen door de
Duitsers. Het functioneren van het schijnvliegveld was simpel: over lange rails bewoog zich 's
nachts, onder uitbundige startbaanverlichting, een houten vliegtuigje voort. Het is allemaal te
simpel: de geallieerden zijn al in een vroeg stadium op de hoogte van deze Duitse versie van
Madurodam. Overigens zijn de resten van
het vliegveld nog te zien: Aan de Zand-
bongenweg staat nog steeds de bunker met
de inmiddels dichtgemetselde schietgaten.
In september 1944 wordt de school door de
Duitsers gevorderd als slaapgelegenheid.
Twee Hertmer families, de familie Weghorst
aan de Zwartkotteweg en de familie
Boomkamp aan de Weerselosestraat, zijn
bereid de leerlingen op te vangen en ze
lesruimte te bieden. Ook de pastorie gaat
dienst doen als leslokaal. Ook in die periode
wordt het voorste gedeelte van het 'oude bakhoes' van de familie Meijer aan de Lodieklanden
door de bezetter opgeëist. Er wordt een gaarkeuken ingericht. Enkele malen per dag
marcheren de in Hertme gelegerde soldaten onder het zingen van 'Wir Fahren nach England'
richting Lodieklanden: voor een portie Duitse rats, kuch en bonen.
Verkeren de meeste Duitsers nog in de overtuiging 'der Krieg' te zullen winnen, toch gaat het
al bergafwaarts met het leger. Brandstof bijvoorbeeld wordt schaars. En dat heeft gevolgen
voor de Hertmer boeren. regelmatig worden de Hertmenaren opgeroepen om 'Mit Pferd und
Wagen bei der Schule' te komen. Vaak om te helpen bij het vervoer van wapens en munitie, die
werden opgeslagen in de school. Soms ook wordt men verplicht deel te nemen aan grote
oefeningen. Op een zaterdagavond, ergens in de nadagen van de oorlog, wordt een groot
aantal Hertmer boeren opgetrommeld om met paard en wagen soldaten en munitie te
vervoeren naar de Haarlerberg bij Nijverdal voor een grootscheepse oefening. Klokslag
middernacht gaat het in kolonne op weg naar Nijverdal: 'Los, richtung Nijverdal'.
Aan het einde van 1944 krijgt pastoor van de Grootevheen enkele Duitse Luitenants en een
zekere kapitein Kasparek ingekwartierd. De pastorie dient dan als een soort commandopost.
Vanuit de pastorie worden ook de manschappen, die de 'Neue Waffe', de V1, bedienden,
gecommandeerd. Deze lanceerbasis staat in het
Nijreesbos tussen Almelo en Tusveld. Het is ook de tijd
van de grote verzetsdaad van de Hertmer pastoor: een
aantal Duitse soldaten wil de klok uit de toren van de
kerk halen. Zodra de herder dit merkt, begint hij uit alle
macht te luiden. Het lukt de militairen niet de klok te
stelen. Pas wanneer de pastoor gedwongen wordt te
stoppen, kunnen de soldaten verder. Met een smoes redt
de pastoor zich: hij vertelt de bezetter dat hij op die
manier zijn parochianen nog eenmaal hun kerkklok
wilde laten horen. De klok, die in 1907 werd
geïnstalleerd, is nooit teruggekomen. De huidige klok is
van 30 september 1947. Na de oorlog is gebleken dat de
meeste officieren, die in de pastorie waren ingekwar-
tierd, niet bepaald tot de top van het Duitse leger
behoorden: de meesten bleken gerecruteerd uit de onderwereld. Met uitzondering van ene
Winkler, in het burgerleven een tandarts. Hij waarschuwt regelmatig de Hertmer bevolking
rond de pastorie wanneer er weer een razzia is of als er fietsen, paarden of radio's worden
gevorderd. Op Witte Donderdag 1945 adviseert deze Winkler heimelijk fietsen zoveel mogelijk
te verstoppen en paarden af te voeren naar afgelegen bosjes of boerderijen. Het einde van de
oorlog is dan al in zicht. In de nacht van Witte Donderdag op Goede Vrijdag vertrekken de
Duitse bezetters met stille trom uit Hertme. De aftocht luidt het einde in van vijf zware jaren
en het begin van de bevrijding.
Mannen en vrouwen uit de gemeenschap Hertme, hebben wel
degelijk een aandeel geleverd aan het ondergronds verzet tegen de
Duitse overheerser. In de jaren 1942 - 1943 sluiten zich in totaal acht
mensen uit Hertme aan bij de Bornse verzetsgroep. Voor het
recruteren van deze Hertmese groep is Hendrik Oude Egberink, die
woonde aan de Marke in Hertme, verantwoordelijk. Uit gesprekken
met leden van de verzetsgroep blijkt telkens, dat hij niet alleen zeer
actief is geweest in het verzet, maar dat hij ook de onmisbare
contactman was tussen de Hertmese leden en het 'Bornse commando'.
Het verzet tegen de Duitsers uitte zich ondermeer in het helpen van
mensen bij het zoeken naar onderduikadressen en het van voedsel
voorzien van onderduikers. Ook is een hoeveelheid wapens, die door de geallieerden in deze
regio was gedropt, door het Hertmese verzet in veiligheid gebracht: met een boerenwagen
werden de wapens later gedistribueerd. Als in april 1945 Canadese troepen Twente
binnenvallen, is de Bornse verzetsgroep met haar Hertmese leden als Binnenlandse
Strijdkrachten actief betrokken bij de bevrijding van Borne.
Eén ding mag bij dit alles niet worden vergeten; de Hertmer leden van de verzetsgroep
hebben zich altijd ten doel gesteld het de bezetter zo lastig mogelijk te maken, zonder
daarbij direct over te gaan tot het liquideren van de vijand. Dat is dan ook nooit
gebeurd.
Barakken op het schijnvliegveld