Hertme
© Heemkundegroep Hertme
Hertme voor de jaartelling
De bewijzen dat het gebied rond Hertme al ver voor onze jaartelling werd bewoond, zijn
gevonden door leden van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland afdeling Twente
(AWN). Leden van deze afdeling hebben enige jaren geleden opgravingen gedaan in de
nieuwbouwwijk Stroom Esch. Dat gebied behoorde in vroeger dagen tot Hertme, ook wel
Hette of Hattum genoemd.
Dat er een paar honderd jaar voor
het begin van de Christelijke
jaartelling mensen hebben gewoond
in primitieve boerderijen blijkt uit de
opgravingen van de AWN. Er
werden aardewerkscherven
gevonden, resten van potten en
pannen uit de IJzertijd, die voor onze
streken duurde van ongeveer 700
voor Christus tot het begin van onze
jaartelling. Ook de paalgaten van
zogenaamde spiekers, opslag-
plaatsen voor onder andere graan,
werden in de Stroom Esch
gevonden, evenals de paalgatsporen van boerderijen uit die tijd. (Op de foto links, rogge in de Stroom-
Esch in de zestiger jaren). Jammer genoeg kan uit de tekening, die ontstaat na het intekenen van deze
paalgaten, niet het grondplan van een complete boerderij worden aangetoond. Al ver voor die tijd
zullen jagers in dit gebied hebben rondgetrokken in de zomertijd. Er zijn namelijk een aantal
vuurstenen werktuigen gevonden uit de steentijd, ruim tienduizend jaar geleden. De meest
belangwekkende vondsten werden echter gedaan in de herfst van 1987, op de grens van de
Kruisselbrink en de Brakel in de huidige Stroom
Esch, ten zuiden van boerderij Misdorp. Daar
gaven vele donkere plekken in de zandgele
ondergrond de plaats aan waar de palen van één
of meerdere boerderijen hebben gestaan. Die
palen zijn vergaan en de vermenging van
vergaand hout met ingevallen donkere
cultuurgrond geeft dan een ronde, soms hoekige
donkere afscheiding. Als deze plekken een
bepaalde diepte hebben en op regelmatige
afstanden staan, dan weet men dat dit paalgaten
zijn. (Zie de afbeelding rechts, van een boerderij,
waarop de paalgaten zijn ingetekend)
Uit de vondsten van deze paalgaten bleek dat de boerderijen ongeveer twintig meter lang en acht
meter breed waren. De scherven die hier gevonden werden maken het waarschijnlijk dat we te
doen hebben met een boerderij uit de Karolingische tijd, dus tussen 600 en 800 na Christus. Ook de
resten van een bronzen armband, wijzen in die richting. Meer zekerheid over de periode, geeft de
tijddatering, die in Groningen verricht wordt op het Biologisch Archeologisch Instituut. Met behulp
van kleine hoeveelheden radioactieve koolstof kunnen deskundigen het moment vastleggen
waarop levens materiaal (mens, dier en plant) doodgingen. Uiteraard wel binnen zekere grenzen.
Na de opgravingen heeft de AWN houtresten van drie waterputwanden opgestuurd naar
Groningen. Daar bleek dat een van de bomen, waaruit de put werd gemaakt, omgehakt is tussen
540 en 690 na Christus, een tweede boom tussen 550 en 670 en de derde tussen 740 en 900. Het
hoeft niet zo te zijn dat de omgehakte boom direct voor een deel in de putwand is verwerkt. Deze
kan zeker wel een tiental jaren ongebruikt
hebben gelegen. In ieder geval zal tussen 600
en 700 na Christus tenminste één van de putten
gemaakt zijn. De laatste zeker omstreeks 900 of
eerder. Alles wijst er dus op dat er tussen
ongeveer 600 en 900 na Christus meerdere
boerderijen, of tegelijk, of na elkaar gebouwd
zijn, die gestaan hebben op een paar honderd
meter ten zuidoosten van het huidige Misdorp.
Mogelijk dat we hier zelfs te maken hebben
met een of meer voorlopers van het Misdorp.
(Op de foto links, één van de drie waterputten)
De meest interessante vondst in dit gebied was echter wel het graf van een ruiter uit de Frankische
tijd. Van de man zelf is niets overgebleven. In zijn graf vonden leden van de AWN de verroeste
delen van twee ruitersporen, een vleugellans en een slagzwaard. Maar ook de resten van een beurs
waarin zich zestien munten bevonden. Een unieke vondst. De vondsten werden door de Rijksdienst
voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek in Amersfoort schoongemaakt en zoveel mogelijk
gerestaureerd. De munten zien er bijzonder fraai uit. Zij zijn door het Rijkspenningenkabinet in
Leiden bekeken en blijken te zijn geslagen tijdens de regering van Keizer Karel de Grote tussen 812
en 825. Interessant is dat ze vervaardigd werden in Italië, Frankrijk, Duitsland en Nederland. En
ook de steden zijn bekend: voor Nederland was dit Dorestad, nu Wijk bij Duurstede. Dat de laatste
munt uit 825 stamt, betekent dus dat de man
na dit jaartal gestorven is. Het slagzwaard was
gevat in een schede van berkenhout en bedekt
met textiel. De voorwerpen lagen op een
diepte van hooguit zestig centimeter. Dat, en
het feit dat de man met al zijn hebben en
houden is begraven, wijzen erop dat er toch
iets bijzonders aan de hand is geweest. Vragen
die hierbij rijzen zijn: wie en wat was deze
man, hoe stierf de man en waarom werd hij op
deze wijze begraven. Als men de fantasie
enigszins de vrije loop laat, dan komt men tot
de volgende bespiegelingen. Het zou een
officier van het Frankische leger geweest
kunnen zijn. Niet het leger van Karel de Grote, want die stierf in 814 en één van de munten was uit
825. Wel mogelijk het leger van diens opvolger, Lodewijk de Vrome, of van diens zoon Lotharius. In
de tijd van Lodewijk de Vrome en diens opvolgers werd het erg onrustig in het Karolingische
Keizerrijk. Hertme behoorde in die jaren ook tot dit rijk. De man kan gestorven zijn tengevolge van
een ziekte, een ongeval, of hij kan zijn vermoord of gedood in een gevecht. Het is ook best mogelijk
dat de man van zijn paard is gevallen, hetgeen toentertijd nogal eens de doodsoorzaak was.
Als hij door ziekte of door een val gestorven is, dan kan men zich voorstellen dat hij daar in Hertme
woonde. Mogelijk op de boerderij die daar vlak bij heeft gestaan. Maar dan waren hij en zijn familie
geen aanhangers van het christelijke (katholieke) geloof, maar heidenen. Immers, de christenen
begroeven hun doden zonder opsmuk en bijgaven. En hij is op een heidense manier begraven: met
kledingstukken, wapens en geld. Waarschijnlijker lijkt het dat hij vermoord is. Om straf te ontgaan
kan men hem dan snel, dus in een ondiep graf en met zijn bezittingen hebben begraven om
ontdekking van het misdrijf te voorkomen. Het kan zeker geen roofmoord zijn geweest, want dan
had hij in ieder geval geen munten meer bij zich gehad. Natuurlijk zou men ook kunnen denken
aan een tijdelijke begraving: in de winter ondiep omdat de grond bevroren was. Dit met de
bedoeling hem later elders op gebruikelijke wijze ter aarde te bestellen. Er zijn zeker redenen te
bedenken waarom dit dan later niet is gebeurd.
Een interessante suggestie is dat het wel een reizende missionaris geweest kan zijn, zoiets als
Bonifatius. Hij zou dan om de een of andere reden gedood kunnen zijn en vervolgens ijlings
begraven door heidenen. Er stonden namelijk strenge straffen op heidendom in die tijd. En dan nog
een missionaris vermoorden! Dat was de meest ernstige misdaad die te bedenken was. Hoe het ook
zij: deze unieke vondst maakt duidelijk dat eeuwen geleden in Hertme en het huidige Borne
mensen woonden en leefden en dat niets menselijks hen vreemd was. Andere paalsporen en
aardewerkvondsten, waaronder een bijna complete kogelpot, maken duidelijk dat er in ieder geval
vanaf 600 na Christus mensen hebben gewoond rond de tegenwoordige dorpskern van Hertme.
In 1991 werden in Hertme opnieuw
enkele stenen gebruiksvoorwerpen
gevonden. Eén ervan, een stenen bijl,
kwam tevoorschijn tijdens werk-
zaamheden op een landbouwperceel
aan de Hemmelhorst in Hertme. De
heer J. Meijer vond de Fels
Rechteckbeil, zoals deze door
deskundigen wordt genoemd,
tijdens ploegwerkzaamheden.
Volgens de heer dr. A. Verlinde van
het Rijksmuseum is deze stenen bijl
uit het Neolithicum, de nieuwe
steentijd en heeft een ouderdom die
ergens ligt tussen 5.000 vChr. en 700
vChr. In die periode leefden de
meeste mensen in onze streek van de landbouw, het waren boeren. De bijl is gemaakt van een
rotsachtig gesteente. Ten onrechte wordt wel eens gesproken over een vuistbijl, maar gezien de
ouderdom ervan is het zeker geen vuistbijl. Dit soort bijlen werd wel geschacht, als bijl of als dissel
(dwarsbijl). Ze waren in grote aantallen nodig, omdat de mens druk bezig was om landbouwgrond
te veroveren op de bosgebieden. (Op de foto Jan Meijer en zijn zoon Hubert, met de gevonden stenen
bijl.