Hertme
© Heemkundegroep Hertme
Pastoor De Hosson
Na een tijdje krijgt de nieuwe pastoor geen
'pothes' meer. Hij beklaagt zich hierover bij zijn
vriend Jan Liedenbaum, de kastelein, die ook
wel bekend staat als 'dik'n Lindeboom' of als
'Theodoors' Jan'. Overigens mag dat 'dik'n' niet
worden geïnterpreteerd als echt dik; Jan
Liedenbaum namelijk was een forse, lange man
met een flink postuur. Die vertelt hem dat hij de
zaken verkeerd aanpakt, dat het een goede
Twentse gewoonte is om de gever binnen te laten
en hem een borrel te schenken. Het nieuwe jaar
is nog maar net begonnen als De Hosson vanaf
de preekstoel zijn schapen verklaart de Twentse
gebruiken nog niet helemaal te hebben begrepen
maar beterschap belooft. Hij is vervolgens weer
verzekerd van vele 'pothessen'.
Zoals al even aangestipt: kastelein Jan Liedenbaum is een goede bekende van de pastoor.
Hij rijdt ook de koets van De Hosson. Het paard staat altijd in de stal waar nu de schuur
van Schabbink (Herman van Braakhoes) staat. Ook de koets is hier ondergebracht. In die
dagen is de pater karmeliet Servaas regelmatig behulpzaam op de pastorie. Deze pater
beschikt over enig technisch vernuft en legt tussen de pastorie en café Liedenbaum, destijds
nog gevestigd in het voormalig café Pisano, een primitieve telefoon verbinding aan.
Daarmee kan de pastoor altijd contact opnemen om Liedenbaum te vragen of de koets
voorgereden kan worden. Wanneer Liedenbaum zijn
paard verkoopt, nemen de Hertmer boeren het
koetsierwerk over. Ondermeer om De Hosson één keer
in de twee weken naar Zenderen te brengen, waar hij
moet preken. Wie zich met andere middelen dan de
benenwagen voortbeweegt, loop altijd een risico. De
pastoor van Hertme ondervindt dat, wanneer op een
goede dag het paard van Gerard Blenke (Blenken
Graats - foto rechts) op hol slaat. Met de moed der wan-
hoop springt de pastoor uit de rijdende koets, aldus het
vege lijf reddend. In de periode van pastoor De Hosson
ontstaat ook het plan om een nieuw kerkhof aan te
leggen. De bestaande dodenakker is overvol . . . . Van
de gemeente Borne verkrijgt het kerkbestuur in 1920
toestemming om een nieuwe begraafplaats aan te
leggen. Ook de bisschop geeft toestemming. Besloten wordt om de geraamde kosten te
dekken uit de opbrengst van een aantal bomen, dat rond de bestaande begraafplaats
gerooid moet worden. Als plek voor het nieuwe kerkhof wordt een terrein aangewezen,
waar zich nu het Openluchttheater bevindt. De aanleg van de nieuwe dodenakker is nooit
doorgegaan. 'Wegens de hooge loonen', zo melden ons de annalen van de parochie.
Drie jaar na het plan om een nieuwe begraafplaats aan te leggen, wordt de kerk
gerestaureerd. De kosten bedragen 1.023 gulden en vijftig cent. Voor dat bedrag wordt een
nieuwe houten vloer gelegd, het pleisterwerk in de kerk wordt verbeterd en buiten het
Godshuis wordt enig metselwerk verricht. Ook het dak van de kerk wordt onder handen
genomen, er worden zo'n 600 nieuwe leien gelegd.
Hoe het geld bijeen werd gebracht, daarover schrijft pasoor De Hosson in het Registrum
Memoriale Parochiae St. Stephani de Hertme en Senderen: 'Daar de benodigde gelden
hiervoor niet aanwezig waren, werd door mij op den kansel de noodzakelijkheid der
herstellingen betoogd, alsmede duidelijk aangetoond dat de Kerkekas deze last niet kon
dragen en daarom zou de pastoor persoonlijk de parochianen rond gaan. Hij zou beginnen
met de grote boeren die minstens 100 tot 150 gulden moesten bijdragen. Anders zette de
pastoor de collecte niet voort. Zeer bevredigend hebben de parochianen gehoor gegeven
aan mijn oproep. De opbrengst was ruim duizend gulden'. Pastoor De Hosson schrijft
verder nog dat hij te voren op de preekstoel een krachtig 'ad horatio' (een aansporing) liet
horen. Pastoor De Hosson is een streng man en dat blijkt uit de manier waarop hij de
kinderen catechismusles geeft in de kerk. De leerlingen zitten in de laatste drie banken, de
pastoor op de bank ervoor. Met zijn achterwerk op de leuning van de bank en met de rug
naar het priesterkoor overhoort hij zijn jeugdige parochianen. Hij is dan meer een rechter
dan een zaligmaker want wee degene die zijn les niet kent. Als hij de catechismus overhoort
en een van de kinderen geeft
een goed antwoord pleegt de
herder op plechtige wijze te
zeggen: 'Vriend ga hoger'. Wie
de les niet goed kent, wordt,
zonder dat hij een woord
uitspreekt naar de achterste
bank verbannen! Pastoor De
Hosson heeft twee 'meiden':
An Leuverink, de kosteres,
kwam uit Borne en woont op
de pastorie. De andere, Marie,
werkt als huishoudster.
Een van de grootste dingen die pastoor De Hosson in Hertme heeft bereikt is de stichting
van de school. Op 9 april 1923, een jaar voordat hij vertrekt, wordt de St. Aegidiusschool
geopend. De muziekvereniging St. Gregorius zorgt bij deze feestelijke gebeurtenis voor de
muzikale begeleiding. Het is voor de eerste maal dat de leden van het gezelschap in het
openbaar optreden. En vele malen klinkt die dag de enige loopmars die het nog jonge,
zeventien leden tellende orkest volledig beheerst: 'Sans souci'. . .
In 1924 vertrekt de geliefde pastoor De Hosson naar Baarn. An Leuverink gaat mee. Ter
gelegenheid van het afscheid van de pastoor wordt een groepsfoto (foto hierboven) gemaakt
voor de St. Aegidiusschool. Op 14 januari 1952 is deze pastoor, die zijn hele leven lang
zwaar maagpatiënt was, overleden in Huize St. Joseph in IJsselstein. Beweerd wordt dat
pastoor De Hosson veel spijt heeft gehad van zijn ontslag in Hertme.