Hertme
© Heemkundegroep Hertme
Pastoor Velthuijsen
Een vroom mens met mogelijk nog vromere
ouders. Dat blijkt onder meer uit het volgende
citaat, dat van zijn hand komt: 'Geboren te
Laren (Noord Holland) den 9 juni 1852 werd ik
nog dienzelfden dag in den morgen door het
H. Doopsel tot kind van God verheven. Onder
de tallooze weldaden die de goede God mij
schonk is zeker niet de minste deze, dat ik
geboren werd uit een Godvreezend, ja, heilig
ouderen paar. Mijn vader verzuimde nooit om
alle kinderen 's morgens een half uur voor 't
begin van de H. Mis bijeen te roepen en dan
met hen hardop een morgengebed te bidden
dat ongeveer een kwartier duurde. Daarna
begaf hij zich met zijn kinderen kerkwaarts.
Als de bezigheden het toelieten, woonde hij
steeds twee H. Missen bij'. Over zijn moeder
schrijft pastoor Velthuijsen: 'Toen zij evenals
vader zogenaamd stokoud geworden was, had
ik het voorrecht haar hier in de pastorie te
mogen verplegen. Wat heeft zij in die twee jaren dat zij hier verbleef mijne
gemeentenaren gesticht door haar onophoudelijk bidden. Zij week inderdaad,
evenals Anna de profetes, niet van het huis des Heeren. Vooral bij gelegenheid van 't
veertigurengebed, de uitstelling van het H. Sacrament op Witte Donderdag, kon zij de
gehele dag, op hoogstens twee uren na, die aan den maaltijd en een korte
middagslaap besteed werden, voor het H. Sacrament liggen neergeknield. Toen ik bij
haar zalig sterven haar de sterfkaars overreikte of liever in haar hand drukte sloeg zij
met een blik vol hemelschen blijdschap nog eens haar oogen op en ging zachtjes over
naar de Hemel'.
Pastoor Velthuijsen is een liefhebber van bloemen. De moestuin achter de pastorie- een klein
moestuintje van een twintig meter breed- verandert al gauw in een bloementuin. Hetgeen
weer tot gevolg had dat de groente elders verbouwd moet worden. Er komt daarom een
nieuwe moestuin met boomgaard. Ook wordt 'een mors achter den gloepkolk in singels
gelegd, bespoot en bij het bosch getrokken'. Op 15 augustus 1900 wordt het zilveren
priesterfeest van Velthuijsen gevierd. De leden van het koor zingen zich bijkans de kelen
schor op een vierstemmige mis voor jongens- en mannenstemmen. En de pastoor? Wel die
krijgt van de feestcommissie een kostbare fauteuil voor in zijn studeerkamer. Pastoor
Velthuijsen zet zich ook in voor het fonds voor de bouw van een nieuwe kerk in Hertme. Hij
deelt zijn parochianen tijdens een preek mee dat hij met groot vertrouwen een beroep wil
doen op hun offerbereidheid, teneinde de bouw van het Godshuis te bespoedigen. De
pastoor vraagt een jaarlijks offer, dat hij zelf ieder jaar zal komen ophalen: eens in het
voorjaar, eens in het najaar: 'Het bouwen van een nieuwe kerk, een groots en verheven werk,
wordt niet met geld alleen tot stand gebracht'. Vandaar ook dat de herder zijn parochianen
geregeld aanspoort tot gebed. Voortaan zal op de zaterdagavonden het lof worden
gehouden met de intentie de bouw van de kerk tot een goed einde te brengen.
De eerste jaarlijkse collecte brengt een bedrag van ruim 400 gulden op. Daarnaast komen er
twee bijzondere giften binnen. Een van duizend gulden en een van honderd gulden. In
januari 1898 ontvangt het kerkbestuur de toegezegde 10.000 gulden uit de nalatenschap van
mejuffrouw Theodora Heerkens. Drie jaar later, komt er bij het kerkbestuur nog eens een
bedrag binnen van duizend gulden.
Een jaar eerder, op 8 maart 1900 om precies te zijn, worden tijdens een kerkbestuursver-
gadering, het bestek en de tekening voor de nieuwe kerk en pastorie behandeld. De vrome
Hertmenaren buigen zich over de vraag waar die nieuwe kerk nou eigenlijk gebouwd moet
worden. 'Er wordt, zo meldt de historie, een ampele discussie gehouden'. De pastoor zelf
stelt voor, dat de wei naast het kerkhof opgehoogd moet worden. Deze wei lag destijds tus-
sen het kerkhof en het huidige Openluchttheater. Tegen dat voorstel hebben de beide kerk-
meesters bezwaar. Zij kijken naar de centen en vinden het plan van meneer pastoor te duur.
De bestuurders besluiten tot het laten uitvoeren van een onderzoek door deskundigen. In de
zomer van 1901, in juli, deelt pastoor Velthuijsen dan mee dat het zijns inziens tijd is om
machtiging bij het bisdom aan te vragen voor de bouw van de nieuwe kerk. Het plafond in
de kerk die er dan staat, is, door de vele jaren van trouwe dienst, slecht. Ook voor het overi-
ge is het Godshuis niet meer van dien aard dat zij nog waardig geacht mag worden langer
tot verblijf te strekken van het H. Sacrament. Het kerkbestuur weet dan knopen door te
hakken en stemt onverwijld in met de geopperde plannen. De pastoor reist af om de Mgr.
Aartsbisschop van Utrecht, Henricus van de Wetering, persoonlijk toestemming te vragen.
Over de plaats van de nieuwe
kerk is er dan duidelijkheid: niet
in het weiland naast het kerkhof,
maar op de plaats waar de boer-
derij van Homan staat. Die moet
dan worden verplaatst. De be-
perkte financiële middelen staan
de bouw van een nieuwe pastorie
niet toe. En wie de mooie, sfeer-
volle pastorie beziet, mag zich
gelukkig prijzen dat men rond de
eeuwwisseling enigszins krap bij
kas was. Er is immers al veel te
veel van het oude verdwenen.
Tekening van het nooit uitgevoerde ontwerp van kerk en pastorie
De schrik slaat pastoor Velthuijsen om het hart, wanneer hij tot zijn grote teleurstelling- en
wie weet ook woede- van aartsbisschop van de Wetering te horen krijgt, dat de toestemming
voor de bouw hem wordt geweigerd. De prelaat, blijkbaar een man met groot financieel
inzicht, geeft de Hertmer pastoor te kennen dat de kosten met tweeduizend gulden omlaag
moeten.
In 1902, op de 25e maart,
vraagt het kerkbestuur
opnieuw een machtiging om
de plannen, overeenkomstig
een vereenvoudigd ontwerp
uit te voeren. De architect,
Wolter te Riele Gzn. (1867 -
1937) uit Deventer, heeft om
aan de wensen van de
Utrechtse aartsbisschop
tegemoet te komen, bedacht
dat wanneer de moneelen
(decoratieve venster-
vullingen) in de raam-
openingen worden
weggelaten, dit een besparing van meer dan tweeduizend gulden zou geven, daar dan de
muren een steen dunner kunnen gemaakt worden. Kortom, de stofkam wordt door de
bouwplannen gehaald en het hierboven afgebeelde ontwerp van kerk en pastorie moet
worden gewijzigd. Met nog een aantal wijzigingen zakt de begroting van 21.000 gulden naar
een bedrag van tussen de 17.500 en 18.000 gulden. Er wordt aldus voldaan aan de eis van de
Utrechtse prelaat, die zijn goed-keuring dan ook geeft. Foto boven: Stephanuskerk en pastorie in
1903, nog zonder toren uurwerk
Op 7 april 1902 is het feest in Hertme: de machtiging wordt afgegeven. Tevens krijgt het
kerkbestuur toestemming een nieuwe boerderij voor Homan te bouwen. De bestaande
boerderij moet namelijk worden afgebroken. Ook mag er allerlei noodzakelijk verbouwings-
en renovatiewerk aan de pastorie worden uitgevoerd. Het kerkbestuur besluit meteen te
beginnen met het uitgraven van de funderingen en het afbreken van de boerderij van
Homan. Mogelijk is het boerenslimheid geweest, maar nadat de aartsbisschop zijn
goedkeuring heeft gehecht aan de werkzaamheden laat het kerkbestuur in 'Bestek en
voorwaarden voor het bouwen van eene R.K. kerk te Hertme' een aantal veranderingen
opnemen, zoals 'vergrooting van den zuidelijken uitbouw aan de toren' (nu de
verwarmingsruimte), 'zoodat deze voor catechismuskamer zou kunnen dienen; het plaveien
der kerk met mozaïktegels in plaats van estriken (gebakken vloertegels); het aanbrengen van
eene profieleering aan den hoofdingang enz; 't een en 't ander tot een som van 1.000 gulden
zodat de begroting werd 18.500 tot 19.000 gulden. Op 5 mei 1902 vindt, zoals het bestek
vermeldt: 'de aanbesteding plaats in het koffiehuis van J. Lindeboom'. De laagste inschrijver
is de firma Coenders en Beune uit Enschede. De aannemer noemt een bedrag van 17.777
gulden. Dat overtreft de
stoutste verwachtingen van
het kerkbestuur, die de
Enschedese aannemer ook
direct de verbouw van de
pastorie gunt. Anderhalve
maand later, op 23 juni,
vindt de eerste steenlegging
plaats door pastoor
Velthuijsen. De bouw
verloopt, mede door de
gunstige
weersomstandigheden,
voorspoedig. Al op 1 oktober
zijn de dakbeschotten bijna
voltooid. Zo'n twee en een halve maand later, op 18 december, is de plechtige inwijding
gepland. De Monseigneur had pastoor Velthuijsen daartoe een volmacht gegeven. Over de
schouder van de Hertmer herder lezen we mee hoe hij hier het volgende schrijft: 'Daar echter
ik mij den 17en heel onwel gevoelde- ik had in october in de nieuwe kerk tocht gevat en
aldoor gesukkeld- besloot ik 's morgens na de H. Mis den 17en december deze plechtigheid
maar zonder assistentie te verrichten, dan kon, indien mijn ongesteldheid toenam, den
volgenden dag een der Heeren in mijn plaats de plechtigheden verrichten. God zij dank was
ik den volgenden morgen tamelijk hersteld. Nadat de Heeren die waren opgekomen in de
oude kerk de H. Mis gelezen hadden, trokken wij om negen uur in plechtige processie met
het H. Sacrament uit de oude kerk in de nieuwe. Het was een aandoenlijk hartverheffende
plechtigheid. Een twintigtal Heeren uit de buurt luisterden de plechtigheid met hunne
tegenwoordigheid op en volgden het H. Sacrament dat voorafgegaan door een aantal
bruidjes en de feestvierende gemeente onder het zingen van 't Pange Lingua Gloriosi etc.
den nieuwen tempel werd binnen gedragen'.
Op 16 juni 1903 vindt de plechtige consecratie plaats. Mgr. de Aartsbisschop wordt, een dag
eerder door de pastoor in Hengelo van de trein gehaald. Wanneer hij in Hertme arriveert
wordt hij onder het gelui van de klok plechtig ontvangen. Zijne Doorluchtige Hoogheid staat
stom verbaasd over het werk, dat in Hertme is verricht. Zeker gezien de betrekkelijke kleine
som geld die de kerk heeft gekost.
De plechtige consecratie begint de volgende dag om zeven uur 's morgens en duurt tot
twaalf uur. De Bornsche Courant van zaterdag 20 juni meldt het volgende, waarbij de
verslaggever een 'recensie' van het gebouw niet uit de weg gaat: 'Dinsdag werd de
parochiekerk te Hertme door Mgr. den Aartsbisschop van Utrecht geconsacreerd. In 1902
voltooid, was deze plechtigheid tot op dezen datum uitgesteld. Onder de verschillende H.H.
Geestelijken merkten we onder andere op een zoon der
parochie, den Zeer Eerw. Pater G. Meijer O.C. (links op de
foto) die, tezamen met Rector Meijer, van Glanerbrug,
onder de H. Mis door Mgr. gecelebreerd, als Diaken en
Subdiaken fungeerden, terwijl de Zeer Eerw. Heeren v.
Balen, Deken-Pastoor te Zwolle en Braam, pastoor te
IJselmonde als Troondiakens optreden. De pastoor der
parochie, de Zeer Eerw. Heer B.P. Velthuijsen, hield de
feestrede en schetste in schoone taal het historische
verleden van den parochie en wenscht zijne hoorders
hartelijk geluk met dezen schoonen tempel. Het kerkje,
gebouwd naar de plannen van den architect Te Riele van
Deventer door de aannemers Koenders en Beune te
Enschede, maakt een prettigen indruk. Sierlijk
opgetrokken, rank van vormen, boeit het geheel door
zijne evenredigheid. De geschilderde ramen in het
priesterkoor en het hoofdaltaar geven met de overige
schilderijen het inwendige der kerk een schoon aanzien. Het slanke torentje, oprijschend
boven het geboomte, wijst reeds in de verte de plaats aan waar dit sieraad van Hertme's
schoone dreven zich bevindt'. Zo 'schoon' schrijven verslaggevers heden ten dage niet meer. .
. . Pastoor Velthuijsen heeft het druk die dag. Zo schrijft hij: 's Middags had ik in mijn
nieuwen zaal ongeveer 40 (zegge veertig) gasten te spijzigen. Alles liep op de beste wijze van
stapel en Mgr. en de overige gasten keerden voldaan huiswaarts. De onvermoeide pastoor
van Weerselo vertrok van hier 's avonds om 10 uur'. Pastoor Velthuijsen heeft dat '10 uur'
onder-streept. Als wil hij ermee aangeven dat het wel erg laat was geworden. In welke
toestand de Weerselose herder de parochie in Hertme verliet,
daarover bestaat onduidelijkheid. Even-als het aantal keren
dat het Ad Fundum geklonken heeft. Pastoor Hofman, de
grondlegger van het bouwfonds, is niet aanwezig bij de
consecratie. Velthuijsen vergeet hem niet in zijn geschied-
schrijving: 'Pastoor Hofman was verhinderd bij de consecratie
der kerk tegenwoordig te zijn. In september echter kwam
Zeereerwaarde een dag over om de nieuwe bouw te zien.
Zeereerwaarde was opgetogen van bewondering en gaf blijk
van zijne ingenomenheid met ons werk een som van duizend
gulden voor den aankoop van een nieuw orgel. Zijn naam
verdient een eereplaats in de analen der kerk van Hertme,
gevede goede God hem eens een eereplaats in het Liber 'Vitae
daarboven'. (Op de foto rechts het kerkinterieur anno 1904)
De parochie koopt in 1904 inderdaad een nieuw orgel. Het
is gebouwd door de Utrechtse orgelbouwer Michaël
Maarschalkerweerd. Een onbetwist vakman, deze Dom-
stadbewoner, want het muziekinstrument voldoet nog
immer. Over dat orgel mag de volgende anekdote
overigens niet ontbreken: Vroeger moest de organist altijd
een orgeltrapper bij zich hebben. In de jaren veertig was
Bernard Boomkamp hiervoor aangesteld. Zo valt op een
bepaald moment tijdens de Hoogmis het orgel uit. Organist
Schiphorst, de zoon van de vroegere dirigent 'Mulde'shös'
schreeuwt in opperste vertwijfeling: 'Weend, weend,
weend!!!!'. Ook leden van het zangkoor snappen er niets
van. Ze gaan op verkenning uit en ontdekken al snel de
reden waarom Schiphorst geen 'weend' meer heeft: orgel-
trapper Boomkamp is in de armen van Morpheus gevallen
en ligt er flink op los te snurken. Na hem wakker te hebben
gemaakt kan de Hoogmis verder. Met orgelmuziek . . . .
Zoals al blijkt uit het artikel in de Bornsche Courant, is pater Gregorius Meijer een van de
assistenten tijdens de plechtige consecratie van de nieuwe kerk. Hij is, afkomstig van 't
Groothuijs, de eerste priesterzoon die de parochie sinds honderd jaar voortbrengt. De eerste
H. Mis, die hij in Hertme opdraagt, is op 5 juli 1900. Het zangkoor, het is al eerder
geschreven, wordt destijds geprezen. Ook tijdens de
eerste H. Mis van pater Gregorius: 'Het zangkoor onder
leiding van den volijverigen en talent-vollen directeur, de
heer J. Schiphorst (foto rechts) alhier, zong in dien plech-
tige optocht van 't Groothuijs naar de kerk. Na de H. Mis,
die met een plechtig Te Deum besloten werd, keerde de
celebrant in plechtige processie naar de pastorie terug,
waar het zangkoor den feesteling en geheel de parochie
een aangename verassing bereidde. Het verdienstelijke
koor zong den feesteling de heerlijke priestercantate toe.
Eere het zangkoor van Hertme en zijn zoo verdienste-
lijken directeur, die deze feestdag zoo zeer opgeluisterd
en tot een, onvergeetelijken dag gemaakt hebben'.
Dirigent Schiphorst was onderricht in de gregoriaanse kerkmuziek door pastoor Hofman.
Een van de verdiensten van 'Mulde'shös Jans', zoals hij bij veel Hertmenaren bekend was, is
dat hij meerdere Latijnse missen overschreef in cijfernoten. Alhoewel pastoor Velthuijsen
vervuld is van goede bedoelingen, is er één aspect waar de Hertmenaren hun herder niet
kunnen volgen. De priester is fel gekant tegen bruiloften en feesten. Daarom ook wordt van
30 oktober tot en met 3 november 1901 door missiepaters 'een ernstig woord over de
onmatigheid in het gebruik van sterke drank, vooral bij gelegenheid van bruiloften en
feesten zoals richtersmoal, blijmoal, verenmoal, stoppelhanen etc. etc'. De oude regeling, die
door pastoor Hofman in 1892 was gemaakt, komt de pastoor 'voor de thans heerschende
omstandigheden' niet geschikt voor. Daarom wordt de parochianen op het hart gedrukt de
volgende regels in acht te nemen:
Ten eerste: 'Aan de brulftenneugers voortaan geen sterken drank meer te schenken, tenzij
alleen na afloop van hun arbeid'.
Ten tweede: 'Op de bruidswagen en volgwagens zullen voortaan tusschen het jonge volk
altijd eenige ouderen moeten plaatsnemen, teneinde lichtzinnigheden, gestoei
etc. te voorkomen'.
Ten derde: 'De bruiloften moeten altijd bij zonsondergang ophouden. De bruidegom is
verplicht tijdig af te kloppen'.
Ten vierde: 'Kinderen beneden de achttien jaren mogen in geen geval op bruiloften worden
toegelaten'.
Ten vijfde: 'Aan vrouwen mag op bruiloften voortaan geen jenever meer geschonken
worden.'
Tevens worden de parochianen met klem erop gewezen hoe rampzalig het misbruik van
'sterken drank den mensch maakt'. Al is hier in de parochie geen enkele dronkaard, het kan
toch niet ontkend worden dat men bij bovenvermelde gelegenheden veel te veel drinkt.
Volslagen dronkenschap is hier gelukkig een zeldzame uitzondering, doch als men te veel
jenever gebruikt, dan worden dergelijke feesten een naaste gelegenheid van zonde. Daarom
zal: 'Een ieder zich bij voorkomende gelegenheden voor het overschrijden der behoorlijke
mate zich zorgvuldig in acht nemen. Vrouwen mogen nooit of te nimmer jenever of sterke
drank drinken, doch zullen zich tevreden stellen met een glaasje wijn of anderen
onschuldigen drank.
Aan kinderen onder de achttien jaar mag men geen sterken drank geven'. Zijn afkeer van
feest en alcohol hadden hem al eerder ertoe bewogen om in Hertme een Sobriëtas-
vereniging in het leven te roepen: een club van geheelonthouders en nog steeds bekend als
'de Blauwe
Knoop'. De oprichting is waarschijnlijk tot vertwijfeling van Velthuijsen, op
niets uitge-
draaid. Zoals pater Meijer hem, tijdens een vakantie terug in Hertme, ook
voorspelt. Pater Meijer, zelf een boerenzoon uit Hertme kent het
boerenvolk goed en zegt tegen Velthuijsen: 'Pastoor, daar wil
je wat doen, maar dat loopt uit op een fiasco. Daar stapt geen
boer in, want als zij met een koe of varken naar de markt
gaan, dan wordt van de honderd gevallen vijf en negentig
keer de koop afgesloten in een café. En dan gaat een Hertmer
boer daar niet zitten koffie drinken'. De zondag daarop komt
de pastoor op de preekstoel en geeft toe dat zijn voorstel
mislukt is. De Hertmenaren van toen behoeven niet te
worden afgeschilderd als stevige drinkers die menig
bruiloftsfeest lallend tot 'een onvergetelijke gebeurtenis'
hebben gemaakt, de geschiedenis mag echter ook niet
verhelen dat tegen de geboden, zoals door pastoor
Velthuijsen afgekondigd, menigmaal is gezondigd . . . . .
In 1905 vertrekt pastoor Velthuijsen naar Sneek waar hij benoemd wordt tot deken.
tijdens zijn pastoorstijd in Hertme kreeg hij van de familie Schabbink (Daggel) altijd
eigen gekarnde boter. Hij is daar zo aan gewend geraakt, dat, als hij eenmaal weg is,
de boter nog jarenlang nagezonden moet worden naar Sneek.